De zandhagedis
"In de paartijd neemt het mannetje zijn typisch felgroene kleur aan"
De zandhagedis heeft de zon nodig om energie te krijgen. Eind april of in mei heb je de meeste kans hem te zien zonnen in de duinen. In de paartijd neemt het mannetje zijn karakteristieke felgroene kleur aan.
Door Kirsten Dorrestijn
Een echte zonaanbidder
De zandhagedis heeft een brede, robuuste kop. In de paartijd (eind april, mei) kun je het mannetje al van verre zien zonnen. Als het nog relatief koel is, beweegt hij zich stram voort en heeft hij veel tijd nodig om op te warmen in de zon. Die energie hebben de hagedissen hard nodig om op zoek te gaan naar een partner en om te paren. De soort kan verward worden met de levendbarende hagedis, maar die laatste soort komt in de duinen van Noord-Holland niet voor. De naam ‘zandhagedis’ is ietwat misleidend: midden op het open zand zul je hem niet gauw aantreffen, daar wordt het veel te heet (in de zon al snel 50 graden). Ook is de kans te groot dat hij wordt gezien door een torenvalk, buizerd, ekster of vos. Je zult de zandhagedis eerder zien aan de rand van een zandvlakte, in de buurt van duindoorn, braam of rozenbottel. Als er gevaar dreigt, kruipt hij daar in weg.
Voortplanting
Van alle reptielen komt de zandhagedis het laatst uit zijn winterslaap: in april. Het mannetje komt wat eerder dan het vrouwtje uit zijn holletje, want hij heeft tijd nodig om sperma aan te maken en te laten rijpen. In de paartijd vechten mannetjes met elkaar om de meeste vrouwtjes te kunnen bevruchten. De rest van het jaar zijn ze niet territoriaal. Bevruchte dameshagedissen graven een nestkuiltje in het open zand waarin ze hun eitjes afzetten. Het vrouwtje begint ’s avonds met graven en gaat daarmee de hele nacht door. Vervolgens legt ze eitjes op 5 tot 10 centimeter diepte. Op de grens waar de grond vochtig is zodat de leerachtige eierschalen soepel blijven. ’s Ochtends wurmt ze zich uit het gaatje en is ze een stuk slanker. De jonge zandhagedisjes ritsen met de eitand op hun neus de eierschaal open en kruipen naar buiten. Ze zijn meteen zelfstandig.
Voor de wind
De zandhagedis doet het goed in Nederland, de soort neemt al jaren toe. Waarschijnlijk heeft dat te maken met het warmer worden van het klimaat. Jongen worden eerder geboren dan twintig of dertig jaar geleden en hebben daardoor meer tijd om voor de winter reserves op te bouwen. Ook in Noord-Holland gaat het de zandhagedis voor de wind. Ze komen bijvoorbeeld voor in de Helderse Duinen en de Noordduinen, waar Landschap Noord-Holland herstelmaatregelen heeft uitgevoerd om de dynamiek terug te brengen. Zie je een zandhagedis? Wijs dan niet, maak geen snelle bewegingen en ga door je knieën om kleiner te lijken.