Rondje ringen toont lief en leed van de steenuil
Hoe kunnen we deze vogels helpen?
Mei en juni zijn drukke maanden voor Jopie Koeleman, Douwe Greidanus en Nico Schouten van de Steenuilen werkgroep Noord-Holland. Dat zijn de maanden dat ze de broedsels controleren en jonge kuikens ringen. Op dinsdag 18 juni staan vier nestkasten op het programma, waar de jongen nog van moeten worden geringd. Het zijn de laatste pullen van het seizoen. De meesten zijn al eerder geringd en steenuilen broeden meestal maar 1 x per jaar, dus nieuwe legsels komen er niet meer aan. De ringronden leren ons ook hoe het broedsucces van de steenuil ieder jaar verloopt. En dat is geen overbodige kennis bij een vogel wiens broedgebied in Noord-Holland de laatste decennia alleen maar is geslonken. West-Friesland, de Wieringermeer en de Ronde Hoep zijn de laatste bolwerken. Wat kunnen we, behalve nestkasten plaatsen, nog meer voor deze vogels doen? Een ochtend meelopen met Jopie, Douwe en Nico maakt misschien meer duidelijk. Wat veroorzaakt lief en leed van de steenuil?
Verstopplek
Het eerste adres brengt niet wat we verwachtten. In plaats van de eerder vastgestelde drie pullen, zit er nog maar één in de nestkast. Van de twee anderen geen spoor. Gezien de grootte van het achtergebleven kuiken, zijn die misschien de kast al uitgegaan. Maar vinden doen we ze niet. Hier zien we direct al één van de problemen van de steenuil. De jongen verlaten vaak de nestkast voor ze kunnen vliegen. En dan komen ze in het domein van katten, ratten, bunzingen en kraaien. Velen overleven dat niet. Of dat onze pullen is overkomen blijft onduidelijk. Gelukkig zie ik wel een stapel hooibalen in de schuur. Een prima plek om je te verstoppen en die hebben steenuilen echt nodig.
Voedselgebrek
Bij het tweede adres komen de bewoners ons al bezorgd tegemoet. Volgens ons is er iets mis gegaan, zeggen ze. Er was een buizerd bij de kast en veel kabaal van boze eksters. Daar aangekomen vinden we de resten van een geplukte vogel. In de kast blijkt van de twee jongen nog één jong aanwezig te zijn. We twijfelen echter ernstig of het geplukte slachtoffer een steenuiltje was. Er lagen alleen witte borstveren. Mogelijk is het verdwenen jong omgekomen door voedselgebrek en toen opgegeten door broer of zus lief. Gebrek aan voedsel is het meest voorkomende probleem van de steenuil tegenwoordig. Boerenerven kenden vroeger een rijk aanbod aan voedsel; insecten in windsingels, moestuinen en boomgaarden, jonge vogels als huismussen en spreeuwen die in grote getalen rond boerderijen zaten, muizen die op het voer van koeien, paarden en kippen afkwamen en ook regenwormen in de tuin. Tegenwoordig zijn de erven steriel. Keurig opgeruimd, van veel steen voorzien en boomgaarden, singels en moestuinen zijn verdwenen. Bij dit adres is daar gelukkig geen sprake van. Het erf is groen en weelderig. Maar ja, nu broedt er een buizerd. Geen vriend van de steenuil.
Bij het derde adres zijn we te laat. De vier pullen hebben de kast al verlaten. Een jonge bruine rat en een huismuis zijn blijven liggen. De kast krijgt een onderhoudsbeurt en kan weer een jaar mee. Het erf lijkt geen ideaal steenuilen erf. Veel steen, veel gebouwen. Het paartje blijkt oorspronkelijk van de buren te komen. Daar is de boomgaard intensief onder handen genomen en zijn de uilen toen verdwenen om hier weer op te duiken. Het groenere erf lag gelukkig nog onder handbereik.
Eindelijk, resultaat volgens het boekje
Bij het vierde adres werden uiteindelijk vier pullen geringd. Een resultaat volgens het boekje! Maar het gaat allemaal niet vanzelf. Het is duidelijk dat wat vroeger vanzelfsprekend was op een boerenerf, tegenwoordig uitzondering is. Wie steenuilen wil moet voor die uitzondering gaan. En zeg nou zelf, is dat zo erg; een erf met een mooie moestuin, een hoogstam fruitboomgaard, wat hoekjes met wilde kruiden, wat gestapeld hout, een paar kippen, een paar schaapjes in de buurt, of een paardje op stal, een gevarieerde windsingel met wat bomen en struiken, een rijtje knotbomen. Klinkt toch niet als een ramp om daar te wonen?