Jaar van de Meervleermuis
De 'grutto van de nacht' heeft het zwaar
Door: Jan Boshamer
De Zoogdiervereniging heeft 2023 uitgeroepen tot het jaar van de meervleermuis. De meervleermuis? Veel mensen, ook sterk in natuur en milieu geïnteresseerden , hebben nog nooit van deze soort gehoord. Leeft die in ons land dan? Ja zeker, maar als het zo doorgaat niet lang meer.
Wat is er aan de hand?
De meervleermuis is een middelgrote soort die voor z’n voorkomen sterk gebonden is aan vlak, laag land met veel rivieren, kanalen en meren. Tot zover is er niets aan de hand, groot open water is er genoeg in ons land. Sterker nog, de meervleermuis houdt van Nederland! Een kleine dertig procent van de vrouwelijke dieren van de totale Europese populatie werpt haar jong in ons land. Wat wél een probleem is, is dat de meervleermuis uitgerekend de spouwmuren van onze huizen heeft uitgekozen om te gebruiken als verblijfplaats. Momenteel gaat er een positieve ‘vibe’ door het land; we willen met z’n allen onze huizen verduurzamen, enerzijds om de last van de hoge brandstofprijzen te verlichten, anderzijds om een bijdrage te leveren aan de stikstofreductie. Door na-isolatie van o.a. spouwmuren en daken, worden veel verblijfplaatsen blijvend ongeschikt. Het verdwijnen van verblijfplaatsen heeft weer gevolgen voor het voortbestaan van de meervleermuis. Het gaat namelijk niet alleen om de verblijfplaatsen van enkele solitaire dieren, het gaat ook om verblijfplaatsen van grote groepen, vooral van zogenaamde kraamkolonies.
Invloed klimaatverandering
Behalve het feit dat meervleermuizen met flinke groepen gebruik kunnen maken van de spouwmuren in onze huizen en gebouwen, stellen ze ook nog hele specifieke eisen aan het klimaat in deze ruimten. Afhankelijk van het weer, het seizoen en de aanwezigheid van jonge dieren, kiezen meervleermuizen actief voor een optimale temperatuur. Tijdens koude dagen worden plekken opgezocht die relatief snel opwarmen, zoals onder het dak, of in de buurt van de schoorsteen wanneer in huis de verwarming aanstaat. Wanneer het écht warm wordt verplaatsen, ze zich juist naar koelere delen in de spouw. Het mooist zijn de gebouwen waarbij de dieren rondom door de spouw kunnen kruipen om de meest favoriete plek op te zoeken, zonder daarvoor naar buiten te hoeven. Bij na-isolatie vervallen deze mogelijkheden vrijwel altijd, en zijn de verblijfplaatsen niet meer zo geschikt om jongen groot te brengen. Ook verdwijnen door het in- en uitsluiten van dieren, hele kolonies van de kaart.
Intensief onderzoek
Om het probleem in kaart te brengen wordt er veel onderzoek gedaan. Nou is het zoeken en vinden van kolonies van de meervleermuis nogal een arbeidsintensief klusje, maar soms helpt het toeval een handje wanneer bewoners een kolonie melden. In ons land zijn er zo’n 65 tot 70 kraamgroepen bekend, die overigens meerdere huizen of grotere gebouwen gebruiken. Sinds begin jaren negentig worden deze groepen nauwkeurig gevolgd en dat levert toch wel ontluisterende resultaten op. We nemen waar dat de gemiddelde groepsgrootte afneemt van globaal 225 naar 100 dieren. Ook merken we dat het aantal verblijfplaatsen afneemt. De combinatie van het afnemende aantal verblijfplaatsen én de krimpende groepsgrootte resulteert in een sterke afname van de populatie meervleermuizen in ons land. Vanaf het moment dat de aantalsontwikkeling wordt bijgehouden, zien we dat de populatie afneemt van circa 11700 dieren rond 1990 tot ongeveer 7.000 in 2021.
Kieskeurige diertjes
Meervleermuizen maken het zichzelf ook niet gemakkelijk, want ze hebben een complex sociaal leven. Behalve de grote kraamgroepen vormen ook de mannetjes regelmatig groepjes dieren die gezellig bij elkaar hokken in allerlei ruimten in gebouwen. Slechts bij uitzondering kom je meervleermuizen tegen in holle bomen of vogel- en vleermuiskasten. De paartijd van vleermuizen vindt meestal in de nazomer en vroege herfst plaats. Hier ligt een bijzonder mechanisme aan ten grondslag. Kleine zoogdieren als de meervleermuis hebben op zich een draagtijd van maar een viertal weken. Afhankelijk van het weer in het voorjaar worden, de jongen in mei geboren. Als de paring in augustus plaatsvindt, lijkt er dus sprake van een extreem lange draagtijd. Toch is dit niet het geval, want na de paring wordt het sperma opgeslagen tot ná de winterslaap. Dit heeft vooral te maken met energieverbruik. In de nazomer is er namelijk volop voedsel in de vorm van grote hoeveelheden insecten aanwezig. De mannetjes lijken in deze overdaad niet echt geïnteresseerd en richten hun aandacht vooral op de vrouwtjes, die na het grootbrengen van hun jong in de zomer juist volop bezig zijn om op te vetten voor de najaarsmigratie. Deze najaarstrek gaat veelal naar de mergelgroeven in Zuid-Limburg, waar de vrouwtjes al in september / oktober veilig in winterslaap kunnen gaan. De mannetjes zijn in de nazomer beduidend lichter van gewicht en gaan ook meetbaar minder vet het najaar in. Gelukkig is er juist in deze periode voldoende voedsel te vangen, zodat ze tenminste niet broodmager de winterperiode ingaan. Onderzoek heeft aangetoond dat mannetjes minder ver migreren dan de vrouwtjes en daarbij vaak genoegen nemen met ogenschijnlijk minder geschikte overwinteringsplekken in b.v. bunkers in de Noord- en Zuid-Hollandse duinen, maar naar alle waarschijnlijkheid óók in spouwmuren!
Lichtvervuiling
Een ander punt dat vaak onderbelicht blijft is ‘lichtvervuiling’. Alle vleermuizen in Europa zijn insecteneters die in het donker jagen. Twee derde van de vliegende insecten is ’s nachts actief. Vleermuizen hebben het gebrek aan licht in de nachtelijke uren efficiënt opgelost door het gebruik van echolocatie; door de echo van uitgestoten geluidjes op te vangen kunnen ze niet alleen hun weg in het donker vinden, maar ook hun prooien. Ze gebruiken lijnvormige elementen in het landschap zoals bomenrijen, hagen en rietkragen langs waterlopen voor hun oriëntatie. Ze mijden hierbij kunstmatige verlichting, want licht vergroot ook de kans op predatie op henzelf.
Geen angst voor donker
Mensen lijken wel een aangeboren angst voor het donker te hebben, waardoor nachtactieve dieren vaak nog in een ‘kwaad licht’ staan. Meervleermuizen hebben hier een serieus probleem, want wegen, waterwegen, bruggen en gebouwen zijn vaak fel verlicht. Om deze verlichting te ontwijken maken ze vaak grote omwegen om de jachtgebieden te bereiken. De energie die dit kost kan niet in het grootbrengen van nageslacht, óf in het opvetten voor de lange winterperiode gestoken worden. Het zou al een hele vooruitgang zijn als gemeenten en wegbeheerders minder met licht strooien. De oplossing is simpel; waar niet nodig, licht gewoon uit, en langs wegen en fietspaden met bewegingsmelders werken, scheelt veel elektriciteit. Bijkomend voordeel: het is ook gezond voor ons als mens, want ons dag- nachtritme (circadiaan ritme) raakt dan minder ontregeld.
Hulp nodig?
Is er hulp nodig? Jazeker! Om tot een betere bescherming te komen is kennis nodig, zoals weten waar de kolonies zich bevinden. Het zoeken van kraamkolonies kost veel tijd in de nachtelijke uren. Wanneer iemand weet waar zich een kolonie bevindt, in het eigen huis, of wanneer je ziet uitvliegen in de straat, zou het fantastisch zijn als dit gemeld wordt. Soms wordt de aanwezigheid van vleermuizen in huis als ‘overlast’ ervaren. Wanneer zo’n groep gemeld wordt, kunnen we onze kennis en hulp aanbieden.
De publieksactie ‘Jaar van de Meervleermuis’ is een prachtige kapstok om mensen op een positieve wijze kennis te laten maken met deze fascinerende dieren. Kleinschalig via krant, social media, via radio en televisie wordt al een groot publiek bereikt. Er is een website opgezet, www.meervleermuis.nl waarop grappige weetjes, foto’s maar ook diepgravender (wetenschappelijke) artikelen te vinden zijn. Nog belangrijker zijn de adressen van deskundigen die op elk gewenst moment informatie kunnen én willen verstrekken.
Niet genoeg!
Met het informeren van het publiek is de meervleermuis niet gered, er moet meer gebeuren. Binnenkort gaat de nieuwe Omgevingswet in werking. Binnen deze wet wordt de bescherming van alle in ons land voorkomende vleermuizen beschreven. Dat lijkt goed nieuws, maar veel aspecten die over deze bescherming gaan zijn uitbesteed aan lagere overheden, waardoor er weinig regelmaat in de handhaving zit. Wanneer huizen en gebouwen gerenoveerd, verbouwd of gesloopt gaan worden, is de provincie ervoor verantwoordelijk dat de regels gehandhaafd worden. Dat hoort te beginnen met gedegen onderzoek door een échte deskundige naar de ruimten waar vleermuizen verwacht kunnen worden. Hier blijkt het al vaak helemaal mis te gaan. Wanneer er vleermuizen worden aangetroffen is er ontheffing van de Wet Natuurbescherming (later Omgevingswet) vereist. Behalve het trachten te behouden van bestaande verblijfplaatsen, is het ook van het grootste belang vooruit te denken en architecten, projectontwikkelaars, woningstichtingen en VVE’s te betrekken met de vraag pro-actief mee te denken hoe we duurzaamheid, aandacht voor een gezonde leefomgeving en biodiversiteit in nieuwe plannen te integreren.
Het ‘Jaar van de Meervleermuis’ wil op een positieve wijze meedenken door een kennisdocument op te stellen met zo veel mogelijk relevante gegevens, dat door alle belanghebbenden kosteloos geraadpleegd kan worden. Op deze wijze is er zonder meerkosten veel te bereiken voor vleermuizen in het algemeen en voor de meervleermuis in het bijzonder.
Hoe het tij te keren?
Resumerend zou het dus het mooist zijn als we de (meer)vleermuizen niet meer als een probleem zien, maar als een enorme verrijking van de biodiversiteit in ons land. De staat van instandhouding van de meervleermuis is in het geding, maar samen kunnen we het tij keren. Het is een soort waar we trots én zuinig op zijn, een soort die we actief helpen in z’n voortbestaan. Een soort die we koesteren als “de grutto” van de nacht.