Een zuidelijke vogel die Noord-Holland verovert: de Cetti's zanger
‘Je hoort me wel maar je ziet me niet’
In de winter van 2020 liep ik door het met sneeuw bedekt Infiltratiegebied bij Castricum. Het was guur en vogels waren nergens te bekennen. Tot ik plots vlak voor me iets zag landen op een eenzame rietstengel. De vogel, die me nieuwsgierig aankeek, had een warme kastanje bruine rug, een licht grijs borstje, overgaand in een oplichtende witte vlek in het midden. En een witte oogstreep boven het oog. Wat een mooi getekend vogeltje, schoot als eerste door me heen. Het volgende moment viel mijn mond open van verbazing. Maar wacht eens; dit is een Cetti’s zanger, die altijd lijkt te roepen: “je hoort me wel maar je ziet me niet.” Een bijzondere ontmoeting, want de Cetti’s zanger komt nog niet zo lang in Nederland voor. De laatste jaren verovert hij met horten en stoten Noord-Holland. Wat gebeurt hier precies?
Wie is die vogel met de opmerkelijke naam?
Tot in de jaren ‘60 van de vorige eeuw was de Cetti’s zanger een Zuid-Europese vogel. Alleen langs de Franse Atlantische kust en iets noordelijker kwam hij voor. Hij stond toen al bekend als een in het verborgene levende, kleine vogel van dicht struikgewas, in moerassen of langs waterlopen. Zien deed je ze vrijwel nooit, horen des te meer. Cetti’s zanger hebben een korte en harde schetterende zang, die ze geregeld laten horen en die zich met enige fantasie laat typeren als “tet tet retteketet retteketet”. Zo weten soortgenoten dat je er toch echt bent. Je bent geneigd te denken dat de vogel zijn naam dankt aan deze zang; die lijkt immers ook op een snelle herhaling van cet cet cetti cetti. Maar dat is een merkwaardig toeval. De eerste die de Cetti’s zanger beschreef was de Duitse Jezuïet, wiskundige, filosoof en natuuronderzoeker Francesco Cetti (van Italiaanse afkomst). Hij deed dat in 1776 op Sardinië. De Leidse zoöloog en ornitholoog Coenraad Jacob Temminck vond daarom bij de naamgeving en classificatie van Europese vogels, dat die diens naam toekwam.
Inzicht in de opmars
In 1968 werd de Cetti’s zanger voor het eerst in Nederland gezien en in 1973 volgde het eerste broedgeval. De aantallen namen snel toe, maar de winters van 1979 en die van de twee Elfstedentochten in de jaren ’80 vaagden de hele populatie weer weg. Cetti’s zangers trekken in de winter niet terug richting het zuiden, wat opmerkelijk is voor een pure insecteneter. Na een kwakkelend voorkomen in de jaren ’90 volgde na 2005 weer een forse toename van broedende Cetti’s zangers. De soms optredende vorstperiodes wisten het proces hooguit te vertragen, want de Nederlandse populatie ontplofte tot boven de 3000 paar in 2019.
Kolonisatie van Noord-Holland
Verreweg de meeste Cetti’s zangers broeden in de Biesbosch. Van daaruit volgde de laatste tien jaar een forse uitbreiding richting Zuid en Noord-Holland. De vogels verschenen in de Zaanse veenweidemoerassen zoals de Kalverpolder en ook bij de Ruige Hof in Amsterdam Zuidoost, het Poelbroekpark bij Haarlem, het infiltratiegebied bij Castricum, de randen van het Alkmaardermeer, het Uilenbosje in de Eilandspolder en de eveneens door Landschap Noord-Holland beheerde Assemer Driehoek bij Uitgeest. Vrijwilligersgroepen die natte gebieden beheren, zullen de komende jaren ongetwijfeld deze vogel tegenkomen. Want het liefst bevolken Cetti’s zangers vochtige terreinen langs waterwegen, sloten of meren, met aan de oevers een afwisseling van ruigtekruiden en clusters van goed ontwikkelde dichte struiken (water- grauwe wilg en braam). Beheerders kunnen daar rekening mee houden, door die plekken te sparen bij maaiwerkzaamheden en het terugdringen van struikvorming.
Met geheimen omhuld
Waarom juist de Cetti’s zanger zich explosief uitbreidt is deels onduidelijk. Klimaatopwarming speelt bij deze vorstgevoelige standvogel ongetwijfeld een grote rol. Met insecten, zijn enige voedsel, gaat het echter niet bepaald goed. Wel is in moerasgebieden en rietruigten van Frankrijk tot Nederland, sprake van toegenomen bosvorming door struiken. Dit komt door het wegvallen van begrazing, door verdroging en het niet meer oogsten van riet en wilgentenen. Daarnaast zorgde natuurontwikkeling voor extra leefgebied. Toch blijft de vraag of dit alles verklaart. De bijna altijd verborgen Cetti’s zanger heeft beslist nog een schat aan geheimen voor ons in petto. Over de ecologie van deze vogel is weinig bekend. Wel weet ik nu hoe verfijnd mooi en aandoenlijk dit fascinerende vogeltje is.
Peter Mol