Wie waagt het de paardenbloem te leren kennen?
Zeeën van geel
April is de maand van de paardenbloemen. Zeeën van geel kunnen graslanden, bermen, boomgaarden, gazons en zelfs stoeptegels een uitbundig feestelijke versiering bezorgen. Zeg ‘paardenbloemen’ en we krijgen een lentegevoel. Iedereen kent ze. Tenminste, dat ben je geneigd te denken, want paardenbloemen zie je bijna overal en zelfs de grootste leek kan ze aanwijzen. Maar eigenlijk kennen we ze helemaal niet goed. Hoe komt het dat de paardenbloem zo succesvol is?
Van pool tot subtropen
Dat de paardenbloem een buitengewoon succesvolle plant is, staat buiten kijf. Van de poolstreken tot aan de Middellandse Zee kan de gele bloemenpracht van deze plant worden bewonderd. Paardenbloemen groeien op vrijwel elke bodemsoort (zure bodems uitgezonderd) en kunnen zowel uit de voeten met vochtige als droge omstandigheden. Ze komen voor in voedselarme bodems, maar ook op (zeer) voedselrijke. Intensieve melkveehouders met monotone Engelsraaigraslanden kampen doorgaans uiteindelijk nog met één ongewenst kruid dat zich hardnekkig handhaaft: de paardenbloem. Hoe doet de plant dat?
Een web van klonen, kruisingen en variatie
De strategie van de paardenbloemen? Aanpassen. Allereerst bij het produceren van nageslacht. Daarbij volgen paardenbloemen twee hoofdstrategieën. Aan de ene kant de overbekende strategie van bevruchting van vrouwelijke bloemen met mannelijk stuifmeel en aan de andere kant een nogal unieke: de strategie van klonen. Deze laatste vorm heeft de overhand in Nederland en de rest van Noord-Europa. Vrouwelijke bloemen worden hierbij niet bevrucht maar reproduceren exacte kopieën van zichzelf, wat vervolgens ook gebeurt bij alle vrouwelijke nakomelingen. Tenminste, bijna alle. Een enkele vrouwelijke bloem laat zich toch bevruchten door mannelijk stuifmeel. De nakomelingen die daar uit voortkomen produceren vervolgens weer een nieuwe kloonlijn. Een gebrek aan bestuivers in het vroege voorjaar - door bijvoorbeeld slecht weer - wordt zo handig omzeild, terwijl de aanwezigheid van voldoende genetische variatie wordt gegarandeerd. Nadeel is wel dat wetenschappers zich geen weg meer weten te banen in de veelvuldige kloonlijnen (microsoorten), echte nieuw gevormde soorten door kruisingen òf aanpassing van individuen. De grenzen tussen soorten, ondersoorten of variatie binnen dezelfde soort zijn bij de paardenbloem volledig zoek. Kortom, je hebt geen idee welke paardenbloem je voor je ziet.
“Eet mij!”
Een andere oorzaak achter hun succesvolle bestaan is hun relatie tot grazers. De meeste planten worden niet graag gegeten en wapenen zich daar tegen door bijvoorbeeld de productie van gifstoffen of ze wapenen zich met doorns. Zo niet de paardenbloem. Die vindt het helemaal niet erg om gegeten te worden. Integendeel, als de plant door een grazer wordt gegeten, vormen zich bij de penwortel nieuwe scheuten, zodat de paardenbloem meerhoofdig weer bovengronds komt. De paardenbloem zorgt daarom dat hij een smakelijk hapje is. En niet alleen koeien, hazen, konijnen of herten zijn er dol op, paardenbloemen waren zowel in het verre verleden als tegenwoordig gewaardeerd voedsel voor de mens. Paardenbloembladen die zeer gewild waren, werden gevonden in molshopen. Doordat de mol steeds nieuwe aarde op de plant werpt, krijg je witte blaadjes die bijzonder goed smaken. Die werden dan ook niet voor niets ‘molsla’ genoemd; in Zuid-Europa nog steeds een delicatesse. Maar ook voor de paardenbloem zijn er grenzen. De plant heeft er daarom voor gezorgd dat hij bij zeer overmatige consumptie wel vergiftiging oproept.
Goed voor bijen, hommels en koeien
Paardenbloemen hebben zowel in open ecosystemen als in cultuurlandschappen een belangrijke ecologische functie. Ze zijn in het vroege voorjaar cruciale nectarbronnen voor honingbijen, hommels en zweefvliegen. Daarnaast zijn het belangwekkende bodemverbeteraars. Ze brengen met hun penwortels mineralen en kalk van de ondergrond naar de bovenlagen van de bodem en zorgen met hun weer afstervende holle stengels voor beluchtingsgaten in de grond. Ook de melkveehouder zou blij moeten zijn met zijn paardenbloemen want voor koeien zijn ze bijzonder gezond. Niet alleen bevatten ze veel vitamine C, ze zijn ook een vorm van krachtvoer en zijn goed voor de spijsvertering. Kortom, niet een plant om te bestrijden, maar juist te koesteren.