Tobbende groene specht vindt uitweg in polder en stadsrand
Een mooie verschijning
In de top 10 van de mooiste Nederlandse broedvogels, hoort ongetwijfeld de groene specht. In de jaren ‘80 van de vorige eeuw kwam deze vogel diep in de problemen. In alle toenmalige broedgebieden, de bosrijke zandgronden van oostelijk Nederland en de duinen, stortte de populatie in, waardoor de soort op de Rode Lijst belandde. De toekomst zag er somber uit, maar tot ieders verbazing gebeurde er iets onverwachts. De groene specht verscheen eind jaren ‘90 in dorpen, steden en polders van vooral zuidwest-Nederland. En terwijl de aantallen van deze vogel in de duinen nog afnam, verscheen hij de laatste 20 jaar ook aan de randen van dorpen en steden en nu zelfs in de polders van het Noord-Hollandse achterland. Hoe is deze wonderlijke switch mogelijk en wat kunnen we voor deze specht doen?
Groene specht nu rond de meeste dorpen en steden
Wie tegenwoordig in Noord-Holland de groene specht wil zien, hoeft niet meer ver weg. Amsterdammers hoeven slechts naar het Flevopark, de Oosterbegraafplaats of het Amstelpark te gaan, of naar de Oeverlanden, waar de Vereniging tot Behoud van de Oeverlanden het vrijwillig natuurbeheer verricht. Zij zijn niet de énige vrijwilligersgroep die bij ons zijn aangesloten waar de groene specht tegenwoordig ‘gast aan huis’ is. Ook bij Amstelglorie, de Ruige Hof en de Vrije Geer zijn ze verschenen. Hetzelfde geldt voor vrijwilligersgroepen met terreinen rond Haarlem, de Zaanstreek, Alkmaar, Purmerend en Enkhuizen.
Schuwe bosvogel wordt cultuurvolger
Tot in de jaren ‘90 was de groene specht in onze provincie nog een vogel van de duinen en Het Gooi. Daar ging het niet goed omdat het basisvoer van deze vogel, de rode bosmier, in razend tempo achteruitging door verzuring, vergiftiging en verruiging van de bodem. Op enig moment moet een groene specht ontdekt hebben, dat er een goed alternatief was: de wegmier. Die zijn meer dan ooit te vinden in wegbermen, parken, grote tuinen, volkstuinen, sportparken en recreatieterreinen die de laatste decennia volop zijn aangelegd rond de groeiende dorpen en steden in het westen. Een kleine complicatie: de groene specht is een uiterst schuwe vogel en deze nieuwe terreinen liggen dicht bij de mens. De enige oplossing was om toch de mens te volgen en tegelijk zo onzichtbaar mogelijk te zijn als deze nieuwe omgeving toeliet. Bijkomstig voordeel: bij de steden en dorpen zaten (nog) geen haviken, de grote vijand van de groene specht.
Lange plaktong komt ook van pas bij de wegmier
Eenmaal gewend, zijn groene spechten steeds meer hun grenzen gaan verleggen. Daardoor drongen ze dieper in bebouwde kommen door, tot in grote dorps- en stadstuinen met omvangrijke gazons. Dat doen ze vooral in de winter, als mieren moeilijk te vinden zijn. In keurig kort gehouden gazons lukt dat nog het best. Groene spechten hebben een 10 cm lange, plakkerige tong, waarmee ze een gat in het gazon boren tot net onder de graszoden. Vervolgens gaan ze met hun tong langs de daar verborgen wegmieren en hun poppen. Na de maaltijd slaan ze hun merkwaardige tong weer op in een holte rondom de hele schedel.
Juist van februari tot april kan je groene spechten horen
Ergens heen gaan om te eten is één, maar ergens gaan broeden is twee. Daarvoor heeft de groene specht oude zachthoutbomen nodig, zoals populieren en schietwilgen. Die moeten wel op stille plekken staan, want de mens blijft een engerd. Een broedhol wordt door beide ouders uitgehakt en vervolgens, als alles goed gaat, meerdere jaren achtereen gebruikt. Iets wat andere spechten bijna nooit doen. Juist de komende maanden, van februari tot april, kan je groene spechten veelvuldig horen. Ze bakenen dan hun territorium af met een ver klinkende kjuu, kjuu, kjuu-lach, die zelfs een leek niet ontgaat.
Hoe kan je groene spechten helpen?
Wie groene spechten wil helpen, moet zorgen dat er mieren zijn en daarom in ieder geval geen mierengif of enig ander bestrijdingsmiddel gebruiken. In natuurterreinen of natuurlijke zones van volkstuincomplexen, parken of sportparken kunnen (vrijwillige) beheerders zorgen voor voldoende bloemrijke graslanden, die voor de winter zijn gemaaid, en genoeg oude populieren en schietwilgen. Kap deze niet te snel. Laat een stam staan als het toch moet. Daar waar een tekort aan oude bomen is, kunnen nestkasten worden opgehangen met een diepte van 50 cm en een breedte en lengte van 15 tot 20 cm. Zo kunnen we nog meer genieten van deze ooit bijna afgeschreven rodebosmierspecialist, die ons toch maar mooi verrast heeft met zijn fenomenale aanpassingsvermogen.