Hoe doorstaat het oranjetipje aanhoudende koude?
Symbool voor lente
Als één vlinder symbool staat voor de lente, dan is het wel het oranjetipje. Normaal gesproken vliegt deze prachtige, witte vlinder met fel oranje vleugeltipjes vanaf de tweede helft van april tot begin mei. Je ziet ze dan fladderen boven bosranden, kruidenzones, langs houtwallen, bosplantsoen en bloemrijke graslanden. Maar dit jaar lijkt alles anders. De aanhoudende koude en de dagelijkse regen zorgden ervoor dat het oranjetipje nauwelijks aan vliegen toekwam. Is 2021 daarmee een rampjaar, of weet de vlinder met deze barre omstandigheden om te gaan? En wat kunnen natuurbeheerders voor het mooie oranjetipje doen?
10 graden en een zonnetje
Wie in Noord-Holland van oranjetipjes wil genieten, moet vooral in bossen en op de landgoederen van de duinen en het Gooi zijn. Maar met wat geluk kan je ze ook elders in onze provincie aantreffen. De tijd waarin je oranjetipjes kunt tegenkomen is maar kort. Gemiddeld zijn ze slechts een week of vier te zien. Om te kunnen vliegen moet de temperatuur ten minste 10 graden zijn (wat voor veel vlindersoorten nog te koud is) en moet de zon schijnen. De hele vliegperiode is afgesteld op de groei en bloei van de waardplanten waarop de vrouwtjes hun eitjes afzetten: met name look-zonder-look en pinksterbloem.
Uitstel
Oranjetipjes maken het zichzelf als vroege voorjaarsvlinders niet makkelijk. In de korte periode dat ze vliegen is het weer vaak onbestendig en koud. Dat merkten we ook dit jaar; april was de koudste aprilmaand in 35 jaar. De (gevoels)temperaturen bleven veelal onder de tien graden en meestal stond er een harde noordwestenwind. Oranjetipjes kunnen zich aanpassen aan deze omstandigheden: ze stellen de vliegtijd uit. Toen het weer rond Hemelvaart eindelijk wat zachter werd, verschenen ze alsnog. Oranjetipjes benutten spaarzame goede dagen maximaal. Mannetjes vliegen dan vele kilometers langs zomen van bosranden, hagen en houtwallen op zoek naar vrouwtjes. Behalve op zicht, worden deze ook opgespoord op geur. De bedrijvige mannen lopen helaas vaak een blauwtje. Vrouwtjes die al door een minnaar zijn bevrucht, accepteren geen nieuwe meer. Het koude voorjaar brengt ook een voordeel: oranjetipjes blijven langer leven. Hun vleugels slijten minder snel en ze houden het dan wel een week of drie vol. In erg barre jaren kunnen de rupsen zelfs één of twee jaar overslaan en als pop blijven wachten op een beter voorjaar. Nu ook mei een koude maand was, hebben vele dat mogelijk gedaan.
Belang van kruidenzomen en bosranden
Natuurbeheerders kunnen veel voor oranjetipjes betekenen. Hun eitjes worden afgezet op look-zonder-look en pinksterbloemen die op kruipafstand van hagen, struikenrijke bosranden of plantsoenen staan. Dat is dus in de kruidenzoom. De rupsen kunnen niet in de snel wegkwijnende kruiden blijven en kruipen, nadat ze de verse zaadjes van hun waardplanten hebben gegeten, naar de struiken. Daar verpoppen ze zich. Vermomd als doorntje hangen ze aan een tak en zo komen oranjetipjes de winter door. Voor deze typische bosrandvlinder is een kruidenzoom met een goed ontwikkelde struikenmantel ernaast van levensbelang. Mocht er gemaaid moeten worden, doe dat dan in de nazomer of de herfst en laat grote delen staan. Maar vergeet vooral niet te genieten van dit prachtige, felgekleurde vlindertje.