Dieren in de stad
De stad als habitat
Niet alleen in natuurgebieden, maar ook in de stad scharrelt van alles rond. Door de warmte, de stenen en het voedselaanbod gedijen sommige dieren hier zelfs beter dan elders. We lichten acht bekende en minder bekende soorten uit.
Door Kirsten Dorrestijn
1. Rivierdonderpad, liefhebber van steen
De rivierdonderpad is geen pad, maar een vis die op de bodem van het water leeft. Hij houdt van stenen om zich tussen te verschuilen en het vrouwtje zet haar eieren daarop af. Dat stenige substraat vindt deze vis vaak in de stad. In de grachten van Amsterdam doet hij het goed. Wel heeft de soort het moeilijk door de komst van uitheemse grondels, zoals de zwartbekgrondel, Kesslers grondel en marmergrondel.
2. Gierzwaluw, gierend door het luchtruim
Rond Koningsdag hoor je ze elk jaar weer Nederland binnenkomen, met een – letterlijk – gierend geluid, hoog in de lucht. De gierzwaluw ziet de gebouwen in een stad als rotspartijen en maakt zijn nest graag onder een dakgoot of achter een regenpijp. Elk jaar keren man en vrouw naar dezelfde broedplaats terug, na overwintering in Afrika. Deze vogels doen bijna alles vliegend: eten, drinken, paren en slapen. Ze gebruiken hun pootjes zo weinig, dat die zijn vergroeid.
3. Kleine watersalamander, gek op watervlooien
Dit fijne, zwart-gevlekte diertje leeft graag in tuinvijvers en soms ook in stadsparken. Een voorwaarde is dat er geen vis in zit, of dat hij voldoende dekking kan vinden tussen de waterplanten. De kleine watersalamander eet voornamelijk watervlooien. In de lente – tijdens de voortplantingstijd – leeft hij in het water, in de winter en de herfst op het land.
4. Mol, herkenbaar aan zijn hoop
In de gesloten woonblokken van een binnenstad kan de mol niet leven, maar vanaf de naoorlogse, open stad kun je molshopen tegenkomen. Zelfs in de kleinste grasstrookjes kunnen mollen leven. Jonge mollen gaan bovengronds op zoek naar nieuw leefgebied. Soms liften ze per ongeluk mee naar nieuw gebied, bijvoorbeeld via het vervoer van tuinaarde. Mollen komen in bijna heel Noord-Holland voor, behalve op Texel. In 1970 zijn één keer molshopen op Texel gezien, maar die mol werd datzelfde jaar nog gedood.
5. Meerkoet, een afvalverwerker
Er is bijna geen park, kanaal of sloot in Nederland zonder meerkoeten. In de stad gebruikt de meerkoet allerlei zwerfafval om een nest van te maken: plastic rietjes, afzetlinten, snoeppapiertjes. Bij een veranderende waterstand maken ze hun nest steeds hoger, maar dat lukt niet altijd op tijd.
6. Tuinmuis, een huismuis maar dan anders
In het wild in Artis leeft een speciale soort huismuis: de tuinmuis. De tuinmuis heeft een geelbruine rug en een witte buik, in tegenstelling tot de huismuis die egaal van kleur is. Waarschijnlijk is hij oorspronkelijk met goederen uit Oost-Europa meegekomen en heeft zich tussen de gewone Amsterdamse huismuizen weten te vestigen. De tuinmuis leeft of leefde mogelijk ook in Wormerveer.
7. Bruine sprinkhaan, soms groen
De bruine sprinkhaan is meestal bruin, maar kan ook groen zijn. Het is een van de talrijkste sprinkhanen in Nederland. Ze zijn overal in bermen en graslanden te vinden. Veel sprinkhanen in steden blijken langere vleugels en achterpoten te hebben dan exemplaren buiten de stad. Daardoor kunnen ze zich sneller door de stad manoeuvreren. Stadse sprinkhanen hebben ook een nadeel: ze zijn minder vruchtbaar.
8. Bever, nog even geduld
De Amsterdamse stadsecologen denken dat het niet lang duurt voordat otters en bevers de hoofdstad zullen bereiken. De eerste bever, die kwam overzwemmen uit Flevoland, is al gezien op de Diemervijfhoek, een natuurgebiedje vlakbij IJburg. De verwachting is dat jonge dieren (2 tot 3 jaar oud), die hun eigen territorium moeten gaan zoeken, Amsterdam aandoen.